24 april 2011
De man en de steen
Wat is dat toch met mannen en stenen? Tenminste, ik denk dat vrouwen zich daar niet mee bezig houden. Het is volgens mij echt een mannending. Bram Vermeulen zong over een steen die hij had verlegd in een rivier op aarde. Hij dacht dat hij daarmee de stroom voor altijd had veranderd. Ik weet wel beter. Hoeveel stenen heb ik niet verplaatst, en nog steeds stroomt het water door mijn handen naar de zee als altijd.
Die steen in mijn maag die ik voel als ik iets liefs wil zeggen, of gewoon iets aardigs, die zorgt ervoor dat ik mijn woorden inslik. Waarmee de steen steeds groter wordt. Op den duur verteert het wel, zo’n steen, maar het kost tijd. Of de steen als blok aan mijn been, die zorgt dat ik op mijn plaats blijf. Ik blijf binnen, ook als de zon schijnt, ik blijf buiten, ook als het regent. Inertie heet dat, dat weet ik nog van mijn studie, nu al weer lang geleden. Als je tegen de beweging ingaat, loop je achter de feiten aan. Sinus is eigenlijk een eikel, op de top van Cosinus begint hij pas te bewegen om dan te merken dat hij eigenlijk de andere kant op moet. Mijn steen zorgt er voor dat ik ook die traagheid heb. Altijd te laat of te vroeg, nooit op tijd.
En toen kwam Bretagne. Bretagne gaat helemaal over stenen. De eerste stop was nog net Normandië, Mont St. Michel. Een grote steen, bebouwd met omeletbakkerijen en souvenirshops. Boven is spiritualiteit te vinden, tegen betaling. Net als vroeger heeft geluk zijn prijs. Vroeger was dat eenzaamheid, nu vijf euro. Er is meer dat steen met een mens kan doen. In Huelgoat zag ik de Chaos du diable, dat was duidelijk geen mensenwerk. De stenen leken achteloos neergegooid, als door een kind dat met grind heeft gestrooid. Alleen zijn de steentjes dan vijfhonderd tot duizend keer zo groot. Je moet er geweest zijn, denk ik, om het ontzag te voelen voor de kracht die de stenen zo heeft gerangschikt.
De eerste dag in Huelgoat waren we al verrast door een steen. Toen de caravan op zijn plek stond, moesten er boodschappen gedaan worden, op zoek dus naar een supermarkt. In het centrum van het dorp zagen we in eerste instantie niets, tot ons oog viel op een bord: Champignon. Aha, een supermarkt! We reden de aangegeven richting uit, en inderdaad, na een paar kilometer was met een pijl naar links aangegeven: ‘P Champignon’. We reden het parkeerterrein op en zagen een…. Intermaché aan de linkerkant van het terrein. Er was ook een bord met de tekst ‘Champignon’ met een pijl naar rechts die naar een bospad wees. ‘Rare jongens, die Bretonnen’ mompelde ik, in de geest van Obelix. Uit nieuwsgierigheid gingen we het pad op en vonden een reusachtige stenen paddenstoel, volgens de beschrijving op de plaquette op natuurlijke wijze gevormd, daar was geen mens aan te pas gekomen.
In Bretagne zijn ook talloze stenen te zien die wel door mensen zijn geplaatst. We hebben velden vol menhirs gezien, netjes op een rij, verstrooid over het veld, en zelfs door een hek, want die Fransen vragen zelfs geld om naar omgevallen stenen te mogen kijken. De grootste nog overeind staande menhir in Bretagne is de Menhir de Kerloas. Als groot Asterix en Obelix fan mocht ik die niet missen natuurlijk. De foto die op Twitter enige tij mijn avatar was, is daar gemaakt. Waar elders in Bretagne elke steen al kilometers van te voren wordt aangekondigd, om vervolgens zodra je in de buurt komt onvindbaar te blijken, was het hier precies andersom. Kerloas werd nergens aangegeven, maar toen we het dan toch gevonden hadden, stond er netjes een bordje ‘Grande Menhir’ langs de weg. Een modderig parkeerterreintje, en een smalle doorgang in de bosschages, dat de ingang bleek te zijn. Een smal pad bracht ons in een maïsveld, daar moesten we blijkbaar doorheen. Toen was hij daar, de open plek, van waaruit de menhir negeneneenhalf meter de hoogte in stak. Het was doodstil, de vogels zwegen. Dit was mijn moment. Ik hurkte, bracht mijn handen achter mijn rug zoals ik dat Obelix zo vaak had zien doen. Nu zou het gebeuren. Ik spande mijn spieren, ging de menhir optillen!
De steen gunde me zelfs niet de illusie van beweging. Ik voelde alleen een zacht kraken onder in mijn rug. Het was zinloos. De mensen die de menhir hadden opgericht wilden misschien ook hun stempel op de wereld drukken. Maar alles kwam toch zoals het kwam. De steen stond recht overeind, had het uitzicht misschien honderden jaren bepaald, maar bevond zich nu midden in een maïsveld dat er ook zonder hem geweest zou zijn. Ik liet los. En ervoer een ongekende lichtheid in mijn lijf. Met de last van steen vielen al mijn zorgen van me af. Ik besefte dat vanaf nu alles anders zou zijn.