26 maart 2010
Gelukkig viel de eerste les uit en hoefden we pas om 09:30 in Enschede te zijn. Stipt 06:30 zaten we in de auto en ik stelde de Tom Tom in. Mijn oudste zoon ging een dag meelopen op de popacademie, met de trein zou het krap worden om het te halen dus ik bracht hem. Met een positieve spanning reden we weg. We hadden er allebei veel zin in! Voor mijn zoon de eerste keer sinds zijn eindexamen vorig jaar mei dat hij weer een schoolgebouw van binnen zou zien, en hij hoefde vandaag gelukkig niet naar dat vervloekte Albert Heijn. Ik vond het een vreemd maar aantrekkelijk vooruitzicht een hele dag alleen door te brengen in een vreemde stad. Dat was echt jaren geleden.
Om tien over negen reden we de straat in waar het conservatorium gevestigd was. Nadat hij zich had aangemeld namen we afscheid. Ik reed naar een parkeergarage en ging te voet de stad in. Er zou vast wel een museum zijn, of een of andere bezienswaardigheid. Ik kwam naast de Bijenkorf boven de grond en vond al snel een wegwijzer naar het rijksmuseum. Nou, laat ik daar maar eens naar toe gaan. Ik zag in gedachten al de zalen vol prachtige schilderijen of wie weet allerlei archeologische vondsten, geen idee wat voor museum ze in Enschede hadden.
Leuke stad zo op het eerste gezicht. Hoewel het nog geen half tien was, was er al een hoop bedrijvigheid. Zelfs de shoarmatent zette zijn terras al buiten. De meeste cafés hadden de deur wijd open en overal werden ramen gezeemd en werd er gedweild. Het werd een zonnige dag, dat was wel duidelijk, al was het nog best fris. Eettentjes genoeg hier, en cafeetjes, een Ierse pub. Langs de winkels, die al open waren, liepen mensen. Oudere mensen schuifelend achter de rollator, paren moeders en dochters arm in arm die vast een dagje kwamen shoppen. Op bankjes zaten oude mannen te kletsen. Hier en daar al een verdwaalde skater. Gladgeschoren mannen en geurende vrouwen met lederen aktetassen doorkruisten dit bonte gezelschap met snelle passen.
Hee, daar was het conservatorium al, vastgebouwd aan de concertzaal. Daarnaast een popzaal en verderop de nieuwe schouwburg. Lekker dicht bij het centrum. Ik liep door en stak de ringweg over. Langs de gemeentewerf kwam ik door de wijk daarachter waar van die prachtige jaren 30 huizen stonden, je weet wel, in donkere baksteen, met een erker, dak met groot overstek en een voortuin begrensd door een laag gemetseld muurtje. Bijna allemaal vrijstaand of twee onder een kap. Waar eens dikke vitrage moet hebben gehangen kon je nu helemaal door de woonkamers-en-suite kijken tot voorbij de openslaande tuindeuren in de zonnige tuinen. Het was hier erg rustig, weinig mensen op straat en bijna geen auto’s. De zon scheen, het was windstil.
“Frank Mandersloot en Wim Kok” stond er op het spandoek aan de gevel van het Twents museum. Eigenlijk had ik toch geen zin. Waar ik wel zin in had was koffie. Zo’n lekkere grote bak koffie van LaPlace. Als er hier een Bijenkorf was, was er vast ook wel een V&D. Ik besloot langs een andere route terug te lopen en te genieten van de bebouwing. Bijna allemaal vooroorlogs, met af en toe een replica. Er stonden veel huizen te koop, bij een makelaar zag ik dat de prijzen hier best meevielen. Ik fantaseerde er over om zelf in zo’n mooi pand te wonen. Als er hier in de buurt nu ook maar eens werk te vinden was.
Inderdaad, aan het grote open plein was naast de Bijenkorf een V&D! Dat ik die eerst niet gezien had. En zag ik daar een bekende lopen? Hij zwaaide wat twijfelend naar me. Het was mijn eigen zoon. Docent ziek, de les was niet doorgegaan. Omdat de volgende les pas om één uur begon was hij ook maar de stad ingetrokken. Hij besloot met me mee te gaan voor een kop koffie, om hem te overtuigen bleek een keer het woord appeltaart voldoende. Aan een tafeltje voor het raam kregen we het er over dat we allebei het accent dat we hoorden zo leuk vonden. Net alsof Ilse de Lange overal om je heen liep. “Leùeùk”, zeiden we bijna tegelijk. De sfeer was heel ontspannen. We keken over het plein en zagen wel 4 kerktorens boven de stad uitsteken, drie ervan niet eens zo ver weg. Misschien de moeite waard om eens een kijkje te nemen, we hadden tijd genoeg.
Tegenover de Ierse pub stond een kerk uit grote blokken zandsteen met een enorme zonnewijzer aan de toren. De kerk was mooi van lelijkheid. Er was in de loop der tijd heel wat aan verbouwd, dat was duidelijk. Steeds was gewerkt volgens de toen nieuwste inzichten wat resulteerde in een rare combinatie van romaans, halverwege een boog overgaand in vroeg gotisch maar er was ook een treurige negentiende-eeuwse aanbouw. Een informatiebord leerde dat de basis van het gebouw dateerde van omstreeks 1000, in 1200,1480 en rond 1840 waren er stukken aan verbouwd. De veel te grote zonnewijzer dateerde ook uit het midden van de negentiende eeuw. Na de stadsbrand van 1862 is de kerk hersteld. Het gebouw was gesloten, blijkbaar functioneerde het niet meer als gebedshuis.
We verkenden de omgeving van Atak, waar de oefenruimtes van de popacademie en ook een poppodium waren. Daar zouden ’s middags de workshops zijn die mijn zoon ging bezoeken. Aan het eind van de middag had hij tot 18.00 uur nog een les songwriting. We wandelden op ons gemak naar het conservatorium en spraken af dat hij me zou bellen als hij klaar was, zodat ik hem kon ophalen. We namen afscheid en hij verdween in de school. Twaalf uur alweer. Ik ging eerst maar eens een hapje eten.