Spring naar inhoud

Maandelijks archief: maart 2015

Democratie

23 maart 2010

Democratie betekent letterlijk ‘volksheerschappij’. Het volk heeft het dus voor het zeggen. Hoe, dat blijkt niet uit de betekenis. In Nederland bestaat een getrapt systeem waarbij een beperkt deel van het volk mag stemmen op kandidaten, verenigd in partijen, om een parlement te vormen. De kandidaten hebben als ze verkozen zijn een mandaat van de kiezer om hem 4 jaar lang te vertegenwoordigen. De partijen van de volksvertegenwoordigers groeperen zich om een meerderheid te vormen, die uit hun midden een regering samenstelt.

Als dat is gelukt, zijn de volksvertegenwoordigers monddood. Ze onderwerpen zich aan wat heet ‘de fractiediscipline’. Vanaf dat moment volgen partijen vertegenwoordigd in de regering slaafs wat de regering doet of roept. De andere partijen zijn slaafs tegen alles wat de regering doet of roept, ze zijn immers de oppositie. Dat dat zowel voor de regeringspartijen als oppositiepartijen vaak niet overeenkomt met wat de kiezer is beloofd, doet er niet toe, de kiezer heeft immers zijn mandaat gegeven. Wat blijft is een rituele dans met vaak een hoge amusementswaarde, maar zonder betekenis.

Toch is dit blijkbaar nog niet genoeg om de wens van het volk uit te schakelen, want er is nog een instituut bedacht, de senaat, of eerste kamer. De kiezer wordt gevraagd een vertegenwoordiger te kiezen die hem gaat vertegenwoordigen op provinciaal niveau. Op dat niveau wordt nauwelijks beleid gemaakt of een belangrijk besluit genomen, de belangstelling van de kiezer is dus niet groot, wat de regering precies in de kaart speelt. De gekozen provinciale volksvertegenwoordigers kiezen uit de mindere goden in hun partijen de senatoren die de besluiten van de regering, geaccordeerd door het parlement, nog een keer gaan beoordelen. Omdat landelijke en provinciale verkiezingen niet in dezelfde periode worden gehouden, zijn de verhoudingen in parlement en senaat niet gelijk. Als de eerste kamer iets afkeurt, gaat het alsnog niet door, ondanks de uitdrukkelijke wens van regering en volksvertegenwoordiging.

Deze inrichting van de democratie schept een grote afstand tussen de kiezer en de regering, wat leidt tot een desinteresse of wantrouwen bij de kiezer jegens de regering, en omgekeerd geldt dat ook voor de volksvertegenwoordigers jegens het volk. Veel volksvertegenwoordigers stellen het partijbelang zo hoog, dat ze regenteske trekjes krijgen. Ook als ze niet meer aan de macht zijn worden bestuurlijke baantjes onderling verdeeld. Zelfs posities bij geprivatiseerde nutsbedrijven, banken, zorginstellingen, rechterlijke macht en pensioeninstellingen worden verdeeld onder hetzelfde selecte groepje. Dit gedrag is niet voorbehouden aan een bepaalde stroming of partij, alle partijen opereren op deze wijze. Zo wordt de hele maatschappij ingericht en bestuurd door een elite die het volk minacht.

Tot ver na de jaren vijftig van de vorige eeuw was dit een geaccepteerd model. Maar met de opkomst van de moderne communicatiemiddelen is er de behoefte ontstaan bij het volk om altijd overal onmiddellijk op de hoogte te zijn van alles wat er speelt. Iedereen is nu opeens vol van zijn democratische rechten. Logisch, als het volk regeert, wil het ook op de hoogte zijn. De pers speelt daar handig op in, waar een minister of volksvertegenwoordiger 50 jaar geleden kon volstaan met de woorden ‘geen commentaar’, moet hij nu meerdere malen per dag verantwoording afleggen bij steeds weer een ander nieuwsmedium. Dat vereist een andere houding van de politici.

Politici moeten steeds beschikbaar zijn om hun standpunten toe te lichten, en ze worden in wekelijkse peilingen afgerekend op hun mediakwaliteiten. Dat heeft weer tot gevolg dat politici voornamelijk bezig zijn met ‘scoren’, en scoren doe je alleen met zaken die het publiek bezighouden. Dus bijna alleen maar met korte termijn zaken. Lange termijn zaken zijn het terrein van partijideologen in ontoegankelijke wetenschappelijke partijbureaus. Meestal rond verkiezingstijd wordt er een lange termijnvisie gepubliceerd, die wordt verwerkt in een verkiezingsprogramma dat na de verkiezingen sneuvelt in de coalitieonderhandelingen waarmee de cirkel rond is.

Regeringsbeleid maken of nadenken over gevolgen op de lange termijn van te nemen besluiten is niet meer het terrein van politici, maar van ambtenaren in commissies. Dit legt een extra beslag op het ambtenarenapparaat, dat het niet meer aankan en veelvuldig adviseurs inhuurt. Al die commissies en adviseurs moeten natuurlijk leiding ontvangen, er worden extra ambtenaren aangesteld om alles in goede banen te leiden. Hierdoor dijt het ambtenaren apparaat uit, elke ambtenaar moet immers minimaal 1 leidinggevende hebben die hem vertelt wat hij moet doen, en minimaal 2 ondergeschikten voor het uitvoeren van de werkzaamheden. Nog even, dan is iedereen in dienst van de overheid. Als we allemaal ambtenaar zijn, dan is de democratie bereikt. Dan is eindelijk het volk aan de macht.

Vrijheid

19 maart 2010

“Freedom’s just another word for nothing left to lose.” Me and Bobby McGee werd postuum een hit voor Janis Joplin. Op dat moment had ze niets meer te verliezen, ze had zelfs het leven al verloren. Vrijheid heeft veel gezichten. Ook niets te verliezen hebben heeft meer dan een betekenis.

Er is de toestand van totale wanhoop waarin je verkeert als alles je ontnomen is en je volkomen in het nauw gedreven bent. Je zit zo klem dat het niet meer uitmaakt wat je doet: als je niets doet is de kans groot dat je gepakt wordt, als je weerstand biedt is die kans even groot. Toch is er dan de innerlijke drang om te ontsnappen, die ene hele kleine kans op vrijheid te pakken die je in je wanhoop nog ziet. Op deze manier niets te verliezen hebben geeft geen gevoel van vrijheid.

Dan kun je ook zelf er voor kiezen niets te verliezen hebben. Doe afstand van je al je materiële zaken en werk, van je meningen en overtuigingen, oordeel over niemand. Totale onthechting van alle bezit en eigenheid. Wees vervuld van leegte. Als je niets hebt, niets materieels, niets eigens, ben je dan echt vrij? Een leven als boeddhistische bedelmonnik, is dat dan vrijheid? Niet de vrijheid die bedoeld wordt in het lied, denk ik.

Hoewel de hippies flirten met het boeddhisme en leken te streven naar een bezitloze maatschappij was hun aversie tegen bezit vooral ingegeven doordat ze als jongere zelf geen bezit hadden. De flowerpower generatie was heel talrijk, maar de welvaart nog niet zo groot dat er genoeg goederen voor iedereen waren. De enige manier om over goederen te beschikken was die te delen of te confisqueren. Behoorde je tot de incrowd, dan was je vrij, alle anderen waren gevangen in bezit, werk of overtuiging. Maar het was een opgelegde vrijheid, wie voor zichzelf koos mocht niet meer mee doen. Dit is volgens mij ook niet de vrijheid waarover het gaat in het lied.

Je kunt vrijheid zien als financiële onafhankelijkheid. Niet meer werken voor een baas, maar voor jezelf. Kunnen kopen wat je wilt. Kunnen doen wat je wilt. Vakantie als je dat wilt. Dat is een vrijheid die alleen kan bestaan in welvaart. Om welvaart te bereiken moet je veel opofferen, in eerste instantie ook je vrijheid. Toch is deze vrijheid zo aantrekkelijk dat we er allemaal naar streven, iedereen wil carrière maken, zo veel mogelijk verdienen. De vraag is of je aan het eind net zoveel vrijheid terugkrijgt als je er aan het begin in stopte. Dat is maar voor weinigen weggelegd. En dan is er nog het risico dat je het eind niet haalt natuurlijk.

Gedachten zijn vrij. Je mag alles denken. Maar mag je ook alles zeggen? Mag je ook alles doen? Het wordt niet altijd op prijs gesteld als je zegt wat je denkt. Ook is niet elke gedachte het waard om uitgesproken te worden. Iedereen heeft wel eens een gedachte die, eenmaal uitgesproken, een ander zou kunnen kwetsen. Of een gedachte die, eenmaal uitgevoerd, ten koste zou gaan van andermans vrijheid. Het feit dat gedachten alleen maar vrij zijn als je er verder niets mee doet is een beperking. Dat je vrij bent in je hoofd is een troostende gedachte als je in onvrijheid leeft, maar vrijheid is dat niet.

Is vrijheid dan de mogelijkheid tot zelfbeschikking? Dat komt er nog het dichtste bij voor mijn gevoel. Dat je in je werk genoeg ruimte krijgt om je taak naar eigen inzicht te doen. Dat je in je privéleven de ruimte krijgt om naast je verplichtingen ook wat voor jezelf te doen op de momenten dat het jou uitkomt. Zo bezien bestaat vrijheid alleen tegelijkertijd met onvrijheid. Je bent vrij om te kiezen, maar elke keuze brengt verplichtingen mee. Je bent vrij binnen een vooraf geschetst kader, buiten het kader treden mag niet of kan niet. Je hebt in je werk de vrijheid in de manier waarop je je taak invult, maar je mag niet iets anders doen. In je vrije tijd zijn er zoveel dingen die moeten dat maar een klein deel ook werkelijk vrije tijd is.

Wie zich onttrekt aan verplichtingen, krijgt op korte termijn vrijheid, maar moet dat later bekopen. De was moet toch gedaan, en kost later misschien wel twee keer zoveel tijd. Wie zijn werk niet doet wordt ontslagen en kan geen vrijheid betalen. Of je betaalt je vrijheid door die van een ander te stelen. Maar ook dat heeft zijn prijs. Ieder karma heeft zijn vipāka. Zo bezien is onvrijheid zelfs voorwaardelijk voor vrijheid. Om vrij te kunnen zijn moet je vrijheid investeren, dus onvrij zijn. Geen vrede zonder oorlog, geen vrijheid zonder beperkingen.

Me and Bobby McGee van Kris Kristofferson is een liedje over egoïsme en spijt. Jongen laat meisje lopen omdat zij op zoek is naar de ware liefde en hij zich niet wil binden. Hij wil zijn vrijheid. Achteraf vindt hij dat wel jammer, het was een lekkere meid die hem goed warm hield ’s nachts en ze hebben toch wel een hoop lol gemaakt zeg! Nu wil haar terug, maar ja, het is te laat, hij is haar kwijt. Dus jongens, lijkt Kris te zeggen, zorg dat je houdt wat je hebt, want in de liefde betekent vrijheid dat je niets meer hebt dat het waard is om niet te willen verliezen.

Me and Bobby McGee door Janis Joplin is een bruisend nummer, het gaat veel dieper dan het oppervlakkige country- liefdesliedje dat Kris Kristofferson componeerde. Het lijkt wel of Janis haar hele leven samenvat in deze ene krachtsexplosie. Een rustig begin, een muzikaal midden en eindigend in een pandemonium waarin elk bandlid vecht om een solo en Janis geen inbreng meer lijkt te hebben anders dan wat klanken op de achtergrond, als herinneringen aan de zangeres die ze was.

Het feit dat Janis was overleden op het moment dat het lied uitkwam, heeft zeker bijgedragen aan het succes van het nummer. Joplin was een icoon. Ooit een vrijgevochten jonge vrouw, inspiratie voor haar generatie, maar al lang niet meer vrij. Volledig afhankelijk van de dope en de criminelen die om haar heen hingen. Bezweken in totale onvrijheid. Zo bezien was voor haar “nothing left to lose” wel de bevrijding. Maar was het een noodsprong, of heeft ze zich laten pakken?

Natuurkunde

20 april 2009

Op de middelbare school was wiskunde één van de vakken die ik erg interessant vond. Eigenlijk was wiskunde toen gewoon een manier om naar de werkelijkheid te kijken. Op zich voegde wiskunde niets toe aan mijn puberleven, maar het gaf een veilig gevoel dat als je je verstand gewoon gebruikte er altijd een goed antwoord kwam. Als het antwoord er ingewikkeld uitzag wist je dat het niet goed kon zijn, want op de middelbare school was alles overzichtelijk en antwoorden op wiskundeopdrachten waren altijd in een simpele vorm. Als je een fout vermoedde ging je alles nog eens na en dan bleek je een minteken over het hoofd te hebben gezien, of een wortel niet weggestreept of zoiets simpels. Wiskunde hoorde bij de middelbare school. Het was ondenkbaar dat het ook buiten de middelbare school enig nut had.

Toen ik later ging studeren, bleek echter steeds dat er meer wiskunde nodig was om de vraagstukken op te lossen waarvoor we werden gesteld. De middelbare school wiskunde bleek niet meer te zijn dan een manier om te leren analyseren, de wereld overzichtelijk in te delen, te decompositieneren, en op de juiste wijze weer in zijn geheel te presenteren. Bij middelbare school wiskunde was voor en achter het isgelijkteken altijd hetzelfde, het zag er alleen anders uit. Na de middelbare school bleek vooral die eigenschap van wiskunde erg handig. Wiskunde was een werktuig geworden, waarmee je problemen kon uitsplitsen in meer kleinere problemen die wel oplosbaar waren, en waarvan je de oplossingen kon samenvoegen tot een totaaloplossing. Voor en na het isgelijkteken was nog steeds het zelfde, alleen na het teken in een andere, begrijpelijkere vorm.

Maar als wiskunde niet meer is dan een werktuig, is het dan wel een wetenschap? Als je naar de historie kijkt werd wiskunde vaak beoefend door wetenschappers, niet specifiek wiskundigen genoemd. Maar wat zijn dat dan, wetenschappers? Wetenschap wordt in het Engels vertaald als science, wat in het Angelsaksische taalgebied staat voor: natuurkunde en chemie. Betekent dat dan al die vakken die je kunt studeren dan eigenlijk geen wetenschap zijn? Wat is dan het verschil met natuurkunde en chemie?

Bijna alle erkende wetenschappen bestuderen het verleden, en in het meest gunstige geval het heden. Ga maar na: geschiedenis, het woord zegt het al, bestudeert het verleden. Alle taal- en literatuurstudies bestuderen de geschreven taal, die is dus altijd in het verleden geschreven, of de gesproken taal, en dat is ook verleden op het moment dat het is uitgesproken. Bovendien is de wetenschappelijke activiteit beperkt tot het in kaart brengen, rubriceren, administreren. Leuk om te weten, maar niet toekomstgericht. Ook geografie, sociale wetenschappen en economische wetenschappen zijn niet anders. Ook hier alleen beschrijving van het verleden en het heden, in het beste geval wordt een model ontwikkeld gebaseerd op de geschiedenis en extrapolaties om voorspellingen over de toekomst te kunnen doen, of wetmatigheden binnen het model aan te tonen. Er kan echter nooit bewezen worden dat de wetmatigheden ook daadwerkelijk in de realiteit gelden. Daar wordt ook geen moeite voor gedaan. In de medische wetenschappen probeert men door analyses van de bestaande situatie die te begrijpen en vanuit dat begrip een nieuwe geneeswijze te vinden.

Natuurkunde is de enige toekomstgerichte wetenschap. Zoals de Nederlandse cultuurfilosoof Godfried Bomans al stelde: Alles wat een mens kan bedenken, kan waarheid worden. De natuurkunde is de enige wetenschap waarin dit ook praktijk is. Tot nu toe heeft elk vermoeden (van een deeltje, van een kracht) tot het bewijs van bestaan geleid, of wordt gezocht naar het bewijs. Er worden gigantische installaties gebouwd om onderzoeken te kunnen doen, met een geweldige economische spin-off, ongeacht het resultaat. In de natuurkunde is het ook gemeengoed om een experiment als gedachte-experiment uit te voeren, en daarna zodra de technische mogelijkheden er zijn, of de het nodige gereedschap ontwikkeld is (wiskunde) zijn, dit empirisch te bevestigen. Daarmee lijkt natuurkunde ook erg veel op de klassieke filosofie, vader en moeder van alle wetenschap.

Natuurkunde is de enige echte wetenschap. Scheikunde bestaat niet meer sinds de laatste alchemist het leven liet. Wat er blijft is chemie, en dat is niet meer dan toegepaste natuurkunde. Alle bèta studies zijn in feite toegepaste natuurkunde. Bouwkunde, werktuigbouw, astronomie, vliegtuigbouw zijn niets meer dan beperkte uitwerkingen van statica, dynamica. Biologie en geneeskunde vergen een hoop kennis van chemie en natuurkunde, en worden daarom vaak als bètawetenschap gezien, maar in feite zijn zij slechts beschrijvend en dus aan te merken als alfawetenschap. Wiskunde betekent voor de wetenschap wat elektrisch gereedschap voor het bouwvak betekent: zonder zou het werk aanzienlijk zwaarder zijn, sommige zaken zouden anders, omslachtiger moeten worden gerealiseerd, en weer andere zaken zouden onmogelijk zijn.

En de filosofie dan, zul je vragen, natuurkunde lijkt daar toch op? Ja, inderdaad. Goed beschouwd doen filosofen het op dezelfde manier als natuurkundigen, alleen houden ze halverwege op. Ze schrijven een boekje over hun overpeinzingen, maar komen niet tot daden. Ze tonen niets aan en bewijzen niets. Dat interesseert ze ook niet, filosofen filosoferen voor het filosoferen alleen. En dat is eigenlijk ook wel heel lekker.

Borrel!

17 april 2009

Borrels. Ik haat borrels. Maar soms kan ik me er niet aan onttrekken en zo was ik dan ook deze vrijdagmiddag in de kantine beland. Er heerste een jolige sfeer, het gezelschap bestond uit voornamelijk mannen van in de dertig en veertig, met hier en daar een verdwaalde vrouw uit de zelfde leeftijdscategorie. Het weekend stond weer voor de deur en ze hadden er duidelijk zin in! Het geroezemoes was zo oorverdovend dat het onmogelijk was een gesprek te voeren. Het was me dan ook een raadsel waarom iedereen zo druk aan het praten was, er was toch niemand die het verstond. Het was benauwd en druk. Blijkbaar hadden de meesten niet zoals ik tot 4 uur gewacht want er hing al een drukkende atmosfeer van bier en warme zweterige lijven. Niet elke leasewagen zou het weekend ongeschonden ingaan, besefte ik.

Ik wurmde me tussen de antracietgrijze colberts door naar de bar en bestelde een bier. Nu maar hopen dat mijn baas zou zien dat ik er was, dan kon ik daarna zo snel mogelijk naar huis. Sparren met je collega’s, netwerken, het is allemaal flauwekul. Ik had de hele week al gespard met collega’s bij de klant en heel netjes gewerkt. Blijkbaar straalde ik uit dat ik er echt geen zin in had, want ik werd volkomen genegeerd. Gelukkig niet door het meisje achter de bar. Goed zo. Ik nam mijn pilsje (Heineken, bah!) met een plichtmatig “dankjewel” in ontvangst en probeerde me weer uit de drukte te wurmen. Als ik het een half uur vol zou houden was misschien de file op de A27 tot minder dan 10 kilometer geslonken, maar zelfs een half uur in de file leek me op dit moment aangenamer dan weer zo’n verplicht samenzijn. Ik had er zelfs mijn colbert voor aangetrokken en zweette me een ongeluk, op die manier bijdragend aan het plaatselijke broeikaseffect.

Ah, gelukkig, daar was Johan. Eigenlijk een eikel, maar altijd bereid tot een praatje. En de baas moest natuurlijk wel zien dat ik aan het sparren en netwerken was, anders kostte me dat misschien wel punten op mijn beoordeling. Wat een bedrijf. Dat ik het hier al zo lang volhield. De een vond zich nog geweldiger dan de ander en allemaal waren ze er van overtuigd dat ze het regenwater hadden uitgevonden. “Hee, Johan, hoe is het bij dé bank?” “Hoi Ton, nou het is weer raak hoor, ze hebben weer wat bedacht. Eerst gooien ze alle vaste medewerkers met kennis er uit, de rest sourcen ze out, dan fuseren ze, dan weer niet, dan weer wel, maar dan blijkt dat er niemand meer is met kennis van zaken die bovendien dat Hindi-engels kan verstaan behalve wij externen. Nou hebben ze een oplossing gevonden hoor: Alle externen die langer dan 5 jaar ingehuurd zijn moeten kiezen: of vertrekken, of in dienst komen bij ABNAMRO. Hebben ze meteen weer de expertise in eigen huis. Balen joh.”

Ik wist meteen weer waarom ik zo mijn best had gedaan na 14 jaar daar weg te komen. De beklemmende sfeer bij de bank waarvan iedereen die er de laatste 10 jaar had gewerkt continu voelde hoe het bedrijf doelbewust naar de klote werd geholpen. Ik heb die kaart nog van die Schmittman, als je hem openklapt klinkt zijn stem: “We gaan het anders doen.” Jaja, wij zagen toen al waar dat toe zou leiden. Dankzij de kredietcrisis wordt het misschien ooit nog wat, maar dat gaat nog minstens twintig jaar duren.

Ik had de afgelopen 4 jaar ‘echt’ carrière gemaakt, Johan was gebleven, hij zat er ook alweer 15 jaar nu. “Maar dat komt jou toch wel goed uit, jij wilde toch altijd al graag bij ABNAMRO werken?” zei ik zo serieus mogelijk. De ironie ontging hem volkomen en hij keek me met hele grote sint bernardshondenogen aan terwijl hij een grijns probeerde te maken. Geen gezicht. “Nou nee, bedankt! Vijftien jaar geleden wilde ze me niet aannemen en wel inhuren, en nou andersom. Ze bekijken het maar!” “Ach maak je niet druk, ze hebben mij er wel tien keer uitgegooid en dat ging steeds op het laatst niet door. En kijk eens naar Peter, die is gewoon een half jaartje bij de RABO geweest en is nu weer terug. Daar zal het bij jou ook wel op uitdraaien.” “Ja, dat zal dan wel.” Weer die hondenogen.

Ha! Ik was gezien! Even de duim omhoog, ja, reactie, nu zaak om me van Johan te ontdoen en weg te sluipen. Ik nam snel de laatste veel te grote slok inmiddels lauw Amstelwater en zei terwijl ik mjin mond afveegde: “Johan, ik ga rijden, met een beetje geluk rijdt het nu door tussen Lexmond en Noordeloos en ga ik lekker binnendoor naar huis.” “OK, zie je.” Johan had zich al omgedraaid op zoek naar iemand anders die hem wilde aanhoren.

Natuurlijk stond het bij Hagestein al vast, maar dat kon me niks schelen! Weekend! Morgen lekker bij de jongens langs de lijn en zondag rondhangen bij de tennis. Daar hebben ze tenminste Jupiler! En maandag? Ach maandag, dat zien we dan wel weer. Kijk, ik mag alweer tien meter rijden! Het leven is fantastisch!