23 maart 2010
Democratie betekent letterlijk ‘volksheerschappij’. Het volk heeft het dus voor het zeggen. Hoe, dat blijkt niet uit de betekenis. In Nederland bestaat een getrapt systeem waarbij een beperkt deel van het volk mag stemmen op kandidaten, verenigd in partijen, om een parlement te vormen. De kandidaten hebben als ze verkozen zijn een mandaat van de kiezer om hem 4 jaar lang te vertegenwoordigen. De partijen van de volksvertegenwoordigers groeperen zich om een meerderheid te vormen, die uit hun midden een regering samenstelt.
Als dat is gelukt, zijn de volksvertegenwoordigers monddood. Ze onderwerpen zich aan wat heet ‘de fractiediscipline’. Vanaf dat moment volgen partijen vertegenwoordigd in de regering slaafs wat de regering doet of roept. De andere partijen zijn slaafs tegen alles wat de regering doet of roept, ze zijn immers de oppositie. Dat dat zowel voor de regeringspartijen als oppositiepartijen vaak niet overeenkomt met wat de kiezer is beloofd, doet er niet toe, de kiezer heeft immers zijn mandaat gegeven. Wat blijft is een rituele dans met vaak een hoge amusementswaarde, maar zonder betekenis.
Toch is dit blijkbaar nog niet genoeg om de wens van het volk uit te schakelen, want er is nog een instituut bedacht, de senaat, of eerste kamer. De kiezer wordt gevraagd een vertegenwoordiger te kiezen die hem gaat vertegenwoordigen op provinciaal niveau. Op dat niveau wordt nauwelijks beleid gemaakt of een belangrijk besluit genomen, de belangstelling van de kiezer is dus niet groot, wat de regering precies in de kaart speelt. De gekozen provinciale volksvertegenwoordigers kiezen uit de mindere goden in hun partijen de senatoren die de besluiten van de regering, geaccordeerd door het parlement, nog een keer gaan beoordelen. Omdat landelijke en provinciale verkiezingen niet in dezelfde periode worden gehouden, zijn de verhoudingen in parlement en senaat niet gelijk. Als de eerste kamer iets afkeurt, gaat het alsnog niet door, ondanks de uitdrukkelijke wens van regering en volksvertegenwoordiging.
Deze inrichting van de democratie schept een grote afstand tussen de kiezer en de regering, wat leidt tot een desinteresse of wantrouwen bij de kiezer jegens de regering, en omgekeerd geldt dat ook voor de volksvertegenwoordigers jegens het volk. Veel volksvertegenwoordigers stellen het partijbelang zo hoog, dat ze regenteske trekjes krijgen. Ook als ze niet meer aan de macht zijn worden bestuurlijke baantjes onderling verdeeld. Zelfs posities bij geprivatiseerde nutsbedrijven, banken, zorginstellingen, rechterlijke macht en pensioeninstellingen worden verdeeld onder hetzelfde selecte groepje. Dit gedrag is niet voorbehouden aan een bepaalde stroming of partij, alle partijen opereren op deze wijze. Zo wordt de hele maatschappij ingericht en bestuurd door een elite die het volk minacht.
Tot ver na de jaren vijftig van de vorige eeuw was dit een geaccepteerd model. Maar met de opkomst van de moderne communicatiemiddelen is er de behoefte ontstaan bij het volk om altijd overal onmiddellijk op de hoogte te zijn van alles wat er speelt. Iedereen is nu opeens vol van zijn democratische rechten. Logisch, als het volk regeert, wil het ook op de hoogte zijn. De pers speelt daar handig op in, waar een minister of volksvertegenwoordiger 50 jaar geleden kon volstaan met de woorden ‘geen commentaar’, moet hij nu meerdere malen per dag verantwoording afleggen bij steeds weer een ander nieuwsmedium. Dat vereist een andere houding van de politici.
Politici moeten steeds beschikbaar zijn om hun standpunten toe te lichten, en ze worden in wekelijkse peilingen afgerekend op hun mediakwaliteiten. Dat heeft weer tot gevolg dat politici voornamelijk bezig zijn met ‘scoren’, en scoren doe je alleen met zaken die het publiek bezighouden. Dus bijna alleen maar met korte termijn zaken. Lange termijn zaken zijn het terrein van partijideologen in ontoegankelijke wetenschappelijke partijbureaus. Meestal rond verkiezingstijd wordt er een lange termijnvisie gepubliceerd, die wordt verwerkt in een verkiezingsprogramma dat na de verkiezingen sneuvelt in de coalitieonderhandelingen waarmee de cirkel rond is.
Regeringsbeleid maken of nadenken over gevolgen op de lange termijn van te nemen besluiten is niet meer het terrein van politici, maar van ambtenaren in commissies. Dit legt een extra beslag op het ambtenarenapparaat, dat het niet meer aankan en veelvuldig adviseurs inhuurt. Al die commissies en adviseurs moeten natuurlijk leiding ontvangen, er worden extra ambtenaren aangesteld om alles in goede banen te leiden. Hierdoor dijt het ambtenaren apparaat uit, elke ambtenaar moet immers minimaal 1 leidinggevende hebben die hem vertelt wat hij moet doen, en minimaal 2 ondergeschikten voor het uitvoeren van de werkzaamheden. Nog even, dan is iedereen in dienst van de overheid. Als we allemaal ambtenaar zijn, dan is de democratie bereikt. Dan is eindelijk het volk aan de macht.