Spring naar inhoud

Natuurkunde

20 april 2009

Op de middelbare school was wiskunde één van de vakken die ik erg interessant vond. Eigenlijk was wiskunde toen gewoon een manier om naar de werkelijkheid te kijken. Op zich voegde wiskunde niets toe aan mijn puberleven, maar het gaf een veilig gevoel dat als je je verstand gewoon gebruikte er altijd een goed antwoord kwam. Als het antwoord er ingewikkeld uitzag wist je dat het niet goed kon zijn, want op de middelbare school was alles overzichtelijk en antwoorden op wiskundeopdrachten waren altijd in een simpele vorm. Als je een fout vermoedde ging je alles nog eens na en dan bleek je een minteken over het hoofd te hebben gezien, of een wortel niet weggestreept of zoiets simpels. Wiskunde hoorde bij de middelbare school. Het was ondenkbaar dat het ook buiten de middelbare school enig nut had.

Toen ik later ging studeren, bleek echter steeds dat er meer wiskunde nodig was om de vraagstukken op te lossen waarvoor we werden gesteld. De middelbare school wiskunde bleek niet meer te zijn dan een manier om te leren analyseren, de wereld overzichtelijk in te delen, te decompositieneren, en op de juiste wijze weer in zijn geheel te presenteren. Bij middelbare school wiskunde was voor en achter het isgelijkteken altijd hetzelfde, het zag er alleen anders uit. Na de middelbare school bleek vooral die eigenschap van wiskunde erg handig. Wiskunde was een werktuig geworden, waarmee je problemen kon uitsplitsen in meer kleinere problemen die wel oplosbaar waren, en waarvan je de oplossingen kon samenvoegen tot een totaaloplossing. Voor en na het isgelijkteken was nog steeds het zelfde, alleen na het teken in een andere, begrijpelijkere vorm.

Maar als wiskunde niet meer is dan een werktuig, is het dan wel een wetenschap? Als je naar de historie kijkt werd wiskunde vaak beoefend door wetenschappers, niet specifiek wiskundigen genoemd. Maar wat zijn dat dan, wetenschappers? Wetenschap wordt in het Engels vertaald als science, wat in het Angelsaksische taalgebied staat voor: natuurkunde en chemie. Betekent dat dan al die vakken die je kunt studeren dan eigenlijk geen wetenschap zijn? Wat is dan het verschil met natuurkunde en chemie?

Bijna alle erkende wetenschappen bestuderen het verleden, en in het meest gunstige geval het heden. Ga maar na: geschiedenis, het woord zegt het al, bestudeert het verleden. Alle taal- en literatuurstudies bestuderen de geschreven taal, die is dus altijd in het verleden geschreven, of de gesproken taal, en dat is ook verleden op het moment dat het is uitgesproken. Bovendien is de wetenschappelijke activiteit beperkt tot het in kaart brengen, rubriceren, administreren. Leuk om te weten, maar niet toekomstgericht. Ook geografie, sociale wetenschappen en economische wetenschappen zijn niet anders. Ook hier alleen beschrijving van het verleden en het heden, in het beste geval wordt een model ontwikkeld gebaseerd op de geschiedenis en extrapolaties om voorspellingen over de toekomst te kunnen doen, of wetmatigheden binnen het model aan te tonen. Er kan echter nooit bewezen worden dat de wetmatigheden ook daadwerkelijk in de realiteit gelden. Daar wordt ook geen moeite voor gedaan. In de medische wetenschappen probeert men door analyses van de bestaande situatie die te begrijpen en vanuit dat begrip een nieuwe geneeswijze te vinden.

Natuurkunde is de enige toekomstgerichte wetenschap. Zoals de Nederlandse cultuurfilosoof Godfried Bomans al stelde: Alles wat een mens kan bedenken, kan waarheid worden. De natuurkunde is de enige wetenschap waarin dit ook praktijk is. Tot nu toe heeft elk vermoeden (van een deeltje, van een kracht) tot het bewijs van bestaan geleid, of wordt gezocht naar het bewijs. Er worden gigantische installaties gebouwd om onderzoeken te kunnen doen, met een geweldige economische spin-off, ongeacht het resultaat. In de natuurkunde is het ook gemeengoed om een experiment als gedachte-experiment uit te voeren, en daarna zodra de technische mogelijkheden er zijn, of de het nodige gereedschap ontwikkeld is (wiskunde) zijn, dit empirisch te bevestigen. Daarmee lijkt natuurkunde ook erg veel op de klassieke filosofie, vader en moeder van alle wetenschap.

Natuurkunde is de enige echte wetenschap. Scheikunde bestaat niet meer sinds de laatste alchemist het leven liet. Wat er blijft is chemie, en dat is niet meer dan toegepaste natuurkunde. Alle bèta studies zijn in feite toegepaste natuurkunde. Bouwkunde, werktuigbouw, astronomie, vliegtuigbouw zijn niets meer dan beperkte uitwerkingen van statica, dynamica. Biologie en geneeskunde vergen een hoop kennis van chemie en natuurkunde, en worden daarom vaak als bètawetenschap gezien, maar in feite zijn zij slechts beschrijvend en dus aan te merken als alfawetenschap. Wiskunde betekent voor de wetenschap wat elektrisch gereedschap voor het bouwvak betekent: zonder zou het werk aanzienlijk zwaarder zijn, sommige zaken zouden anders, omslachtiger moeten worden gerealiseerd, en weer andere zaken zouden onmogelijk zijn.

En de filosofie dan, zul je vragen, natuurkunde lijkt daar toch op? Ja, inderdaad. Goed beschouwd doen filosofen het op dezelfde manier als natuurkundigen, alleen houden ze halverwege op. Ze schrijven een boekje over hun overpeinzingen, maar komen niet tot daden. Ze tonen niets aan en bewijzen niets. Dat interesseert ze ook niet, filosofen filosoferen voor het filosoferen alleen. En dat is eigenlijk ook wel heel lekker.

Please follow and like us:
Follow by Email
Twitter
Visit Us
Follow Me
LinkedIn
Share