Spring naar inhoud

Alle berichten van admin

Duif

10 juni 2019

Een lekker lang weekend.

Het zou een rustig lekker loom lang weekend worden, had ik me voorgenomen. Vroeg thuis, bij moeder langs geweest, boodschappen gedaan, ik was er helemaal klaar voor. Om het weekend in te luiden ging ik eens iets lekkers klaarmaken, ik zette de oven alvast aan om voor te verwarmen. Vreemd. Geen geluid. Er gebeurde helemaal niks. Misschien deurtje niet goed dicht gedaan? Nog een keer. Nee, niks. Toch wel, het begon een beetje te stinken. Kortsluiting! Snel begon ik het kastje boven de oven leeg te maken en haalde de stekker uit het stopcontact. Shit! Geen culinaire verrassing vandaag!

Het zou sowieso helemaal geen rustig weekend worden, zo bleek al snel. Zaterdagochtend maar meteen een nieuwe oven gekocht, daar ging het vakantiegeld. ’s Middags moest er nog even een document geprint worden, en vijf pagina’s voor het einde verscheen de melding dat er een cartridge leeg was. Gelukkig, er was nog voorraad, snel wisselen. Prompt de melding dat een volgende cartridge vervangen moest worden. Grmpf, ook die maar vervangen. De printer hervatte zijn taak, en spoot vijf  blanco pagina’s uit. Zuchtend startte ik het onderhoudsprogramma op, en dieptereiniging. Tien minuten later kwam de eerste testpagina uit het apparaat: blanco. En ook na de tweede ronde bleef dat zo. Printer kapot. Daar ging de rest van het vakantiegeld. En er moest ook nog zomerkleding gekocht worden.

Het zou zelfs een heel druk weekend worden, op Twitter was weer leven genoeg. Het ene weekend is het volop gein en ongein, het andere het ene nieuwsfeit na het andere. Dit weekend was er vooral nieuws en ophef. Eerst dat nieuws van Grapperhaus over Opstelten en Wilders. Dat soort nieuws komt altijd op een vrijdag, zodat de ophef minimaal tot maandag, of in dit geval dinsdag, duurt. Maar al een dag later was er nieuwe ophef: het interview met Beukering, en diezelfde middag die rare streken op het JFVD congres. Het Nederlands elftal verloor, Michael van Gerwen verloor, Max Verstappen, aardbeving in Groningen, allemaal ellende. De natie stond er weer heel slecht voor. Ik las en reageerde, soms met een kwinkslag, die dan weer niet begrepen werd, soms serieus, wat dan weer in twijfel getrokken werd. Oeverloze discussies dreigden. Mijn twittervinger begon al wat kramp te vertonen met al die ophef. Ik pauzeerde en keek even op van mijn telefoon.

Ineens was hij daar. In mijn ooghoek zag ik iets bewegen. Het was niet de hond, die lag lui in zijn mand. Voorzichtig draaide ik mijn hoofd en zag een donkerblauwe duif geluidloos met heel voorzichtige parmantige stapjes voorbij de piano stiefelen, stiekem om zich heen kijkend. De hond had niks in de gaten, ik stootte mijn vrouw zachtjes aan en wees. Ik stond op en liep langzaam naar de vogel. Eerst was er geen reactie, maar ineens vloog het beest op en knalde tegen het raam. Versuft keerde het om en streek een paar meter verder op de eettafel neer. Ik volgde, terwijl ik – naar wat ik dacht – geruststellende geluidjes maakte. Dat hielp niks, ik werd duidelijk niet vertrouwd. De hond die nieuwsgierig om mijn benen draaide hielp daar vast aan mee. ik liep om de tafel, de duif liep langs de rand aan de andere kant en bleef zo ver mogelijk van me af. Ik keerde om, de duif ook. Dit ritueel herhaalde zich een paar keer tot de duif ineens opvloog, de keuken in.

Gelukkig, dacht ik, de keukendeur staat open, dus die gaat regelrecht naar buiten. Maar nee, alsof hij op me wachtte zat het dier op het aanrecht, en toen ik het voorzichtig naar de keukendeur wilde leiden, vloog het over me heen, het kantoor in en ging op de printer zitten. Die staat in een nis, dus nu kon ik de duif pakken. Heel voorzichtig vouwde ik mijn hand om zijn vleugels en de andere om zijn borst. Het werd allemaal toegelaten. Met de duif in mijn handen liep ik naar buiten en met een grote zwaaibeweging wierp ik het dier de lucht in. Klapwiekend met het typische geluid van duivenvleugels maakte het beest een halve cirkel, om daarna om het huis te verdwijnen. Hoewel de duif nauwelijks iets woog, voelde ik me een stuk lichter, opgelucht. Was het de zwaaibeweging, het gevoel iets zinvols gedaan te hebben, ik weet het niet. Zo werd het toch nog een echt pinksterweekend.

GRATIS – Hoofdstuk 31 uit Geen Plan B

11 september 2017

31

Beste Dorus,

Omdat ik vorige week dinsdag in de tuin heb gewerkt en aansluitend bij mijn moeder op visite ging heb ik die dag in eerste instantie niets meegekregen van de aanslag op het Franse satirisch blad Charlie Hebdo. Toen ik me eenmaal realiseerde wat er was gebeurd moest ik natuurlijk denken aan de aanslag op de twin towers, alweer ruim 13 jaar geleden. Hoe verschrikkelijk die aanslag ook was voor de betrokkenen, mijn leven is door de nasleep van 9/11 ook veranderd. Ik vraag me af wat de terreur in Parijs van de vorige week voor gevolgen voor ons leven zal hebben op de langere termijn. Hoewel de terreuractie niet zo spectaculair was als die van 2011 is de impact groter doordat het niet in een klap klaar was: er volgde nog de klopjacht op de daders en de gijzeling in de Joodse supermarkt. En de hoeveelheid beelden en de snelheid waarmee we vandaag de dag op de hoogte worden gehouden dankzij social media speelt ook mee in de beleving. En het is allemaal dichterbij natuurlijk.

Ik weet nog precies waar ik was dinsdag 11 september 2001, toen ik het nieuws hoorde. Ik werkte bij een Amerikaans bedrijf en volgde een interne cursus projectmanagement volgens de Amerikaanse standaards. Die wijken wat af van de Europese, zo plannen wij in activiteiten en tijd, de Amerikanen in producten en geld. In Europa kun je niet uitlopen in tijd maar wel het budget overschrijden, in Amerika mag je er langer over doen, maar het budget is heilig. Dat heeft het grappige effect dat als je volgens Amerikaanse standaards snel veel geld uitgeeft, je voorloopt op de planning. Helaas wordt dan ook verwacht dat je de voor dat geld geplande producten ook hebt opgeleverd. Maar goed, de docent kwam van het moederbedrijf, uit Chicago, en we mochten die dag wat eerder weg omdat hij nog een cadeautje voor zijn zoontje wilde kopen. Dat was 10 jaar oud en kwam over naar Nederland om in het kader van een ‘special project’ met zijn vader een tour door Europa te doen. De jongen was een ‘gifted child’, was al klaar met zijn primary school en zou een jaar vervroegd naar de highschool gaan. Tot het zover was mocht hij met ‘special projects’ aan zijn ontwikkeling werken. Een typisch Amerikaans rondje Europa hoorde daar bij.

Het was lekker weer en ik had in de auto een CD-tje opgezet. Na zo’n drie kwartier, ik reed toen al op de N214, net na de afslag naar Ameide en nog voor de stoplichten van de kruising met de N216. Na de eerste bocht naar rechts kwam ik in het volle zonlicht. Op dat moment was de CD afgelopen en schalde ineens de stem van Hans Schiffers door de auto. De radio stond op radio 2. Hij vertelde met overslaande stem over een vliegtuig dat in het world trade centrum van New York was gevlogen. Op de achtergrond klonk nog muziek. Ik dacht dat er een hoorspel à la ‘War of the Worlds’ bezig was, Hans Schiffers had wel meer van die geintjes. Er werd overgeschakeld naar een verslaggever die live verslag deed van de inslag van het tweede toestel. Toen begon ik me af te vragen of het toch niet echt was. Ik moest hard remmen omdat ik door mijn gepeins de rij voor het stoplicht bijna te laat zag.

Het bleek inderdaad echt te zijn. Er was toen nog geen twitter of facebook, smartphones bestonden nog niet en vrijwel nergens was wifi. Voor nieuws waren we aangewezen op internet via de vaste lijn en vooral radio en tv. En ik zat in de auto met alleen de radio als informatiebron. Ik had al overgeschakeld naar radio 1, en het eerste wat ik deed toen ik thuis kwam was de tv aanzetten. De beelden van de inslagen werden leek wel eindeloos herhaald, afgewisseld met beelden van de puinhopen op straat en de brandende torens, mensen die van honderd meter hoogte naar beneden sprongen. Toen stortten de torens een voor een in. Een enorme stofwolk veroorzakend. De rest is bekende geschiedenis.

De volgende dag weer naar Den Dolder voor de cursus. Ik was benieuwd hoe de docent zou reageren op het nieuws. Hij was een enorme vent, een echte Amerikaan met een broekmaat die ze in Nederland niet verkopen. Toch was hij heel klein die dag. Hij zat de hele dag met zijn telefoon in de hand. Zijn zoontje was kwijt geweest. Door de aanslagen waren alle buitenlandse vluchten van en naar de VS gecanceld. Het was niet duidelijk geweest of het vliegtuig vanuit Amerika was vertrokken, en zo ja of zijn zoontje er wel in zat. En zo nee, was het niet te achterhalen waar het kind dan was. Er werd natuurlijk heel veel gebeld naar alle luchtvaartmaatschappijen, en het duurde lang voor hij het verlossende nieuws had vernomen dat zijn zoon inderdaad was vertrokken. Die morgen was hij heel vroeg aangekomen. De arme vader had niet geslapen en we staken die dag weinig op van projectmanagement. Donderdag was de laatste cursusdag met afsluitend examen. Vrijdag zou de docent zijn tour door Europa beginnen en daarna terug naar de VS, maar het leek er op dat de terugvlucht ook niet zou vliegen.

Vrijdag werd de impact voor het bedrijf duidelijk. We hadden ook een kantoor in de straat naast de twin towers, en er waren enkele collega’s vermist. Het kantoor was onbereikbaar, zowel fysiek als telefonisch. De week er na werden wereldwijd in alle kantoren van het bedrijf alle slachtoffers herdacht door om twaalf uur ’s middags met al het personeel buiten te gaan staan, waarna een brief van de hoofddirectie werd voorgelezen. Daarna werden we geacht drie minuten stil te zijn, dan volgde het Amerikaans volkslied. De aanslagen veranderden de wereld. De economische dip van de zomer van 2001 werd een echte minicrisis. Met kerstmis werd ik met al mijn collega’s die dat jaar in dienst waren genomen ontslagen. Het Amerikaans bedrijf trok zich terug uit Europa en ging zich concentreren op de thuismarkt. Ik kon al snel terugkomen bij een vorige werkgever, maar dat was ook een reis terug in de tijd naar oude technologie en naar een bank waarvan de afbraak door Rijkman Groenink inmiddels was ingezet.

En ook thuis was alles anders. In Oudenbosch wonen vanaf de jaren zeventig al relatief veel allochtonen, voornamelijk Marokkanen. Ook in de klassen op de basisschool was een kwart van de kinderen allochtoon, op de voetbalvereniging de helft van de jeugdleden. Ineens was er een spanning tussen ouders onderling, die ook oversloeg op de kinderen. Samen praten als je de kinderen stond op te wachten na school of training was ineens niet meer vanzelfsprekend. Dat staalde ook af op de kinderen. Er ontstonden verschillen die er een paar maanden eerder niet waren. Buren die eerst groetten, keken recht voor zich uit alsof we onbekenden voor elkaar geworden waren. Een paar jaar later werd Theo van Gogh vermoord. Ik vraag me af wat de aanslagen van 2015 in Parijs voor gevolgen gaan krijgen.

 

Meer lezen?

Foto’s Boekpresentatie Geen Plan B

18 maart 2017

Op 18 maart vond in de Bruno Ernst Bibliotheek van Tivoli in Oudenbosch de boekpresentatie plaats van Geen Plan B. Er waren ongeveer 50 personen aanwezig. Hieronder een impressie. Foto’s door Peter Braakmann. Peter behoudt alle rechten op de foto’s.

De bibliotheek loopt tegen vier uur al aardig vol.
(foto Peter Braakmann)

De bibliotheek loopt tegen vier uur al aardig vol.

 

(foto Peter Braakmann)

Henk den Ridder presenteert de middag en vertelt in zijn inleiding ook iets over Bruno Ernst naar wie de bibliotheek is genoemd. Meer over Bruno Ernst in Wikipedia.

 

(foto Peter Braakmann)

Dorus Kop Jansen vertelt hoe hij de correspondentie die leidde tot Geen Plan B heeft ervaren.

 

(foto Peter Braakmann)

Dorus overhandigt het boek aan Ton.

 

(foto Peter Braakmann)

Ton Verhulst vertelt over zijn boek en wat het voor hem bracht.

 

(foto Peter Braakmann)

De presentatie wordt goed ontvangen. In het publiek ook filmproducent San Fu Maltha en wethouder Jan Mollen van Halderberge.

 

(foto Peter Braakmann)

San Fu Maltha laat een boek signeren.

 

(foto Peter Braakmann)

Terwijl het publiek geniet van de drankjes en hapjes, signeert de schrijver de boeken die Freek verkoopt

 

(foto Peter Braakmann)

 

(foto Peter Braakmann)

 

(foto Peter Braakmann)

 

 

Interview

24 februari 2017

Regelmatig interview ik mensen. Dat gaat dan om het achterhalen van wensen en eisen vanwege een aankomende nieuwe toepassing of een wijziging in het informatiesysteem waar ze mee werken. Meer in het bijzonder, om het werk achter die wensen en eisen. Het valt me op dat vaak wenselijke antwoorden worden gegeven. Of antwoorden, waarvan gedacht wordt dat ze wenselijk zijn. Er is in het bedrijf, of de afdeling, al gecommuniceerd wat er gaat komen en hoe het er uit gaat zien. Wat er wel mee kan, en wat niet de bedoeling is. Mijn werk is dan om door het stellen van vragen en het analyseren van antwoorden, en het terugkoppelen van die analyse, er achter te komen wat er het antwoord achter het antwoord is.

Op basis van die antwoorden, de feedback en mijn analyse van de bestaande (werk)processen kan ik me een beeld vormen van de daadwerkelijke informatiebehoefte en de mate waarin die om automatisering vraagt. En op welke manier dat dan zou moeten. Eliciteren van requirements, zo zou je dat kunnen noemen. Omdat er altijd sprake is van ruis – gezagsverhoudingen, politiek, privé-omstandigheden, noem-maar-op – vraagt het formuleren van de feedback en het bespreken daarvan, daarna het isoleren en definiëren van de requirements, van mij inlevingsvermogen en echte interesse in het werk van de geïnterviewde. En dan is MoSCoW nog niet eens aan de orde geweest. Eerlijk gezegd, dat gaat me meestal best goed af.

Deze week werd ik geïnterviewd voor een lokaal medium in verband met mijn boek dat op 18 maart verschijnt. Ineens zit ik aan de andere kant van de tafel en moet ik antwoord geven op de vragen achter de vragen! Als vanzelf ga ik in de modus me in te leven in mijn gesprekspartner. Als ik merk dat dat niet werkt, want het gaat hier niet om het achterhalen van door mij gezochte requirements, maar mijn drijfveren om te doen wat ik deed, en hoe ik dat deed, sla ik dicht. Een doodzonde. Vanaf dan verloopt het gesprek stroef, hoewel zowel de interviewer als ik onze best doen tot elkaar te komen. Het is overigens toch een leuk stukje geworden. (vakvrouw!) 8 Maart in de Halderbergse Bode.

Hoe komt dat nou? Daarover moet ik nog eens goed met mezelf en mijn media-coach praten. Er staan de komende tijd nog twee interviews gepland. Om mijn doel te bereiken moet ik ook mijn publiek bereiken, dat ga ik niet redden als ik steeds gered moet worden. Ik besef nu ook dat in tegenstelling tot de door mij geïnterviewden, ik steeds maar een kans krijg. Feedback, of het uitblijven daarvan, komt van het publiek, niet van de interviewer.

En toen was er ineens een boek.

14 februari 2017

Eigenlijk was het niet eens de bedoeling een boek te schrijven. Ik had geen idee waar ik aan begon, toen het besluit dit uit te geven eenmaal was genomen. Achteraf blijkt het schrijven nog het makkelijkste deel van het werk. Schrijven ligt me ook wel, ik doe dat al zo lang als ik me kan herinneren. Het vastleggen van wensen, eisen, oplossingen en specificaties in leesbare tekst is een belangrijk deel van mijn werk, daar kan ik altijd lekker mijn ei in kwijt.

Als een document op het werk zijn definitieve versie heeft gekregen, wordt het opgeslagen en dat is het dan. Pas bij een productwijziging wordt het document weer aangepast. Maar dit is een van andere orde. Een persoonlijk verslag van de confrontatie met werkloosheid en hoe ik daar mee om ging. Echt met de billen bloot. Het uitgeven van een boek is ook wat anders dan het opleveren van documentatie. Het werk begint pas als het schrijven klaar is, ik heb me dat nooit zo gerealiseerd.

Het ontwerp van het binnenwerk en de omslag heb ik uitbesteed, en ook de eerste contacten met de drukker zijn zo voor me geregeld. Maar nu ligt de bal bij mij. Bij elke stap in het proces denk ik een heel eind gevorderd te zijn, maar het blijkt dat er steeds een nieuwe uitdaging wacht. Ik moet dingen doen om mijn doel – gelezen worden – te bereiken. Het boek moet niet alleen gemaakt worden, maar ook gedistribueerd en …. verkocht. Ik zal bekend moeten maken dat het boek er is, en overtuigen dat het moeite waard is gelezen te worden.

 

 

Ik doe nu dingen waarvan ik altijd dacht dat me die niet zo lagen. Marketing, verkoopkanalen zoeken, pers benaderen, het bepalen van de timing van dit alles. Gelukkig heb ik hulp van mensen uit mijn omgeving die weten hoe je zoiets aanpakt. Inmiddels is de boekpresentatie geregeld, uitnodigingen verstuurd, BTW nummer aangevraagd, UWV ingelicht. Gesprekken met lokale en regionale pers zijn gepland, een aantal exemplaren zijn verstuurd aan belangstellenden die me feedback willen geven. Nog vier weken, dan gaan we los!

Werk aan de winkel!

6 februari 2017

En ik dacht dat ik een hele vent was, even een boekje schrijven. Ik moet eerlijk zeggen, het voelt allemaal best goed, familie, vrienden en kennissen zijn trots dat ik dit voor elkaar heb gekregen en complimenteren me, voordat ze ook maar een letter gelezen hebben. Het duurt nog bijna zes weken voor het boek in de winkel ligt, tenslotte. Het schrijven ging me goed af, bij opmaak en ontwerp van het boek heb ik een beroep op specialisten gedaan, die hebben me ook goed geholpen met het regelen van het drukwerk. Heel erg blij mee!

Het echte werk begint nu pas, zo is me duidelijk gemaakt. Een boek is leuk, maar het moet nog wel verkocht worden natuurlijk! En daarvoor moet heel wat geregeld worden. Allereerst vandaag alle betrokken instanties ingelicht, zoals belastingdienst, Kamer van Koophandel, UWV.

Maar nu dan de marketing. De invulling van de boekpresentatie wordt ook steeds duidelijker. En ik wil natuurlijk goede aandacht in de pers, dus het communicatieplan moet definitief gemaakt worden. Morgen ga ik me vooral met die laatste twee zaken bezighouden. Ik word hierbij stevig gecoacht door mensen voor wie dat gesneden koek is.

Die coaching is ook wel nodig, want hoe trots ik ook ben op mijn werk: marketing en communicatie, dat zijn mijn minst ontwikkelde talenten. Werk aan de winkel!

Project Boek

17 januari 2017

Een week geleden postte ik mijn eerste bericht op de Facebookpagina van Tontekst. Het boek dat al ruim een jaar op de plank lag, komt eindelijk uit. Waarom het zo lang is blijven liggen, dat weet ik niet. De urgentie leek ineens niet meer aanwezig. Of, nu ik er over nadenk, was het het idee dat er echt iemand interesse voor zou kunnen hebben en dat ik dan met de billen bloot moest? Hoe dan ook, er is nu geen weg meer terug. Na eindredactie en opmaak is het boek gereed voor de drukker, er is een afspraak gemaakt voor een locatie voor de boekpresentatie en al een spreker heeft toegezegd mee te werken!

Het is best vreemd om nu ineens zo intensief bezig te zijn met zaken waar ik me nooit druk om maakte. Boeken waren er altijd gewoon, dat er na het schrijven van de tekst nog een heel project kwam om werkelijk een boek te maken, ging aan me voorbij. Toch had ik wel een vermoeden. Lang geleden leidde ik een marketingproject om een nieuwe IT-gerelateerde dienst in de markt te zetten. Leerzame periode, ook wat ongemakkelijk. Het project was me in de schoenen geschoven door iemand die er graag van af wilde. Het was heel wat anders dan wat ik gewend was: focussen puur op functionele aspecten van corebusiness. Ik hield me in het project niet bezig met de marketing of de nieuwe dienst zelf, maar met zaken zoals planning, voortgang, budget, bemensing. Zo had het tenminste moeten zijn.

In werkelijkheid bleek er onderhuids een heel groot communicatieprobleem. De marketingmensen begrepen de IT-mensen niet, en andersom. Dat betekende dat ik in de rol van tolk werd gemanoeuvreerd. Ik sprak in het marketings over IT-zaken met de marketingmensen en in het ITs over marketing met de IT-mensen. En dan was er de kwestie van het geld. Het IT-bedrijf wilde de marketingcampagne wel, maar niemand wilde eigenaar zijn van een proces dat ze niet begrepen, geen afdeling wilde betalen en risico lopen. Profiteren van het resultaat, ja, dat wilde iedereen, dus kwam ook iedereen met wensen. Kortom: zo gebeurde het dat ik me vooral bezig hield met scoop, stakeholders, inhoud en het zoeken naar eigenaarschap en funding.

Hoe anders is dat nu! Dit project is leuk! Het is nu volkomen duidelijk wie eigenaar en enige stakeholder is van het project boek: ik. En wie voor de funding moet zorgen is ook zo klaar als een klontje. Om dat te regelen hoefde ik alleen maar even heel lief in de spiegel te kijken. Eigenlijk een makkelijk project, de inhoud is er al, het budget is gemaximeerd en reëel, de planning is haalbaar, het project is een succes zodra het boek is gedrukt. Waarom was het dan toch zo moeilijk om het daadwerkelijk op te starten, vraag ik me af.

 

Terwijl ik dit opschrijf wordt het me langzaam duidelijk. Met het einde van het project komt het afscheid. Ik heb de tekst meer dan een jaar lang kunnen koesteren en teruglezen, en nu stuur ik iets dat zo dicht bij me staat de wijde wereld in. En dat is best spannend. Ook zo benieuwd hoe het verder gaat?

Steengoed

24 april 2011

De man en de steen

Wat is dat toch met mannen en stenen? Tenminste, ik denk dat vrouwen zich daar niet mee bezig houden. Het is volgens mij echt een mannending. Bram Vermeulen zong over een steen die hij had verlegd in een rivier op aarde. Hij dacht dat hij daarmee de stroom voor altijd had veranderd. Ik weet wel beter. Hoeveel stenen heb ik niet verplaatst, en nog steeds stroomt het water door mijn handen naar de zee als altijd.

Die steen in mijn maag die ik voel als ik iets liefs wil zeggen, of gewoon iets aardigs, die zorgt ervoor dat ik mijn woorden inslik. Waarmee de steen steeds groter wordt. Op den duur verteert het wel, zo’n steen, maar het kost tijd. Of de steen als blok aan mijn been, die zorgt dat ik op mijn plaats blijf. Ik blijf binnen, ook als de zon schijnt, ik blijf buiten, ook als het regent. Inertie heet dat, dat weet ik nog van mijn studie, nu al weer lang geleden. Als je tegen de beweging ingaat, loop je achter de feiten aan. Sinus is eigenlijk een eikel, op de top van Cosinus begint hij pas te bewegen om dan te merken dat hij eigenlijk de andere kant op moet. Mijn steen zorgt er voor dat ik ook die traagheid heb. Altijd te laat of te vroeg, nooit op tijd.

En toen kwam Bretagne. Bretagne gaat helemaal over stenen. De eerste stop was nog net Normandië, Mont St. Michel. Een grote steen, bebouwd met omeletbakkerijen en souvenirshops. Boven is spiritualiteit te vinden, tegen betaling. Net als vroeger heeft geluk zijn prijs. Vroeger was dat eenzaamheid, nu vijf euro. Er is meer dat steen met een mens kan doen. In Huelgoat zag ik de Chaos du diable, dat was duidelijk geen mensenwerk. De stenen leken achteloos neergegooid, als door een kind dat met grind heeft gestrooid. Alleen zijn de steentjes dan vijfhonderd tot duizend keer zo groot. Je moet er geweest zijn, denk ik, om het ontzag te voelen voor de kracht die de stenen zo heeft gerangschikt.

 Met die mensen erbij zie je pas hoe groot ze werkelijk zijn.
 
De eerste dag in Huelgoat waren we al verrast door een steen. Toen de caravan op zijn plek stond, moesten er boodschappen gedaan worden, op zoek dus naar een supermarkt. In het centrum van het dorp zagen we in eerste instantie niets, tot ons oog viel op een bord: Champignon. Aha, een supermarkt! We reden de aangegeven richting uit, en inderdaad, na een paar kilometer was met een pijl naar links aangegeven: ‘P Champignon’. We reden het parkeerterrein op en zagen een…. Intermaché aan de linkerkant van het terrein. Er was ook een bord met de tekst ‘Champignon’ met een pijl naar rechts die naar een bospad wees. ‘Rare jongens, die Bretonnen’ mompelde ik, in de geest van Obelix. Uit nieuwsgierigheid gingen we het pad op en vonden een reusachtige stenen paddenstoel, volgens de beschrijving op de plaquette op natuurlijke wijze gevormd, daar was geen mens aan te pas gekomen.

 Het kostte veel moeite hem helemaal op de foto te krijgen.
 
In Bretagne zijn ook talloze stenen te zien die wel door mensen zijn geplaatst. We hebben velden vol menhirs gezien, netjes op een rij, verstrooid over het veld, en zelfs door een hek, want die Fransen vragen zelfs geld om naar omgevallen stenen te mogen kijken. De grootste nog overeind staande menhir in Bretagne is de Menhir de Kerloas. Als groot Asterix en Obelix fan mocht ik die niet missen natuurlijk. De foto die op Twitter enige tij mijn avatar was, is daar gemaakt. Waar elders in Bretagne elke steen al kilometers van te voren wordt aangekondigd, om vervolgens zodra je in de buurt komt onvindbaar te blijken, was het hier precies andersom. Kerloas werd nergens aangegeven, maar toen we het dan toch gevonden hadden, stond er netjes een bordje ‘Grande Menhir’ langs de weg. Een modderig parkeerterreintje, en een smalle doorgang in de bosschages, dat de ingang bleek te zijn. Een smal pad bracht ons in een maïsveld, daar moesten we blijkbaar doorheen. Toen was hij daar, de open plek, van waaruit de menhir negeneneenhalf meter de hoogte in stak. Het was doodstil, de vogels zwegen. Dit was mijn moment. Ik hurkte, bracht mijn handen achter mijn rug zoals ik dat Obelix zo vaak had zien doen. Nu zou het gebeuren. Ik spande mijn spieren, ging de menhir optillen!

 De grootste staande menhir van Kerloas,Obelix is er niks bij...
 
De steen gunde me zelfs niet de illusie van beweging. Ik voelde alleen een zacht kraken onder in mijn rug. Het was zinloos. De mensen die de menhir hadden opgericht wilden misschien ook hun stempel op de wereld drukken. Maar alles kwam toch zoals het kwam. De steen stond recht overeind, had het uitzicht misschien honderden jaren bepaald, maar bevond zich nu midden in een maïsveld dat er ook zonder hem geweest zou zijn. Ik liet los. En ervoer een ongekende lichtheid in mijn lijf. Met de last van steen vielen al mijn zorgen van me af. Ik besefte dat vanaf nu alles anders zou zijn.

Het Nieuwe Werken

1 april 2011

Vandaag werk ik nieuw

Valt nog niet mee, dat nieuwe werken. Lijkt eigenlijk verdomd veel op het oude werken. Er zijn wel verschillen: de radio mag aan, het raam mag open, de hond wil uitgelaten worden, je moet de koffie zelf zetten, die ene collega die altijd alle antwoorden weet zit niet in de buurt, je wordt niet afgeleid met vragen, gebak of lunchwandelingen. Als ik om 15.00 uur een wandelingetje wil maken in plaats van om 12.00 uur, of als ik ’s middags boodschappen doe en ’s avonds mijn werk af maak, is dat geen probleem. Maar het eind van het liedje is toch dat gewoon het werk af moet.

Ik weet het nog goed, in 1998 bij AMEV. Wegens groei werd er groot ingezet op flexwerken. Interpolis had een kantoor zonder vaste werkplekken, dat zou bij AMEV ook moeten kunnen. IT-werknemers zouden worden gestimuleerd een of twee dagen per week thuis te werken, dat zou de benodigde capaciteit op kantoor flink doen dalen. Maar zoals zo vaak stonden er wetten in de weg, en praktische bezwaren. Een thuiswerkplek realiseren die alle technische faciliteiten bood om de dagelijkse werkzaamheden te kunnen doen en ook nog voldeed aan de ARBO-wet was kostentechnisch een uitdaging, zoals dat heet. Bovendien bleek uit een enquête dat op vaste vergaderdagen als maandag en donderdag iedereen op kantoor zou zijn, dus dat op die dagen toch de volle capaciteit benodigd zou zijn. Het plan werd afgeblazen, snel werd er voor tijdelijke huisvesting gezorgd om de groei in medewerkers op te vangen.

Het was mijn eerste kennismaking met wat nu het nieuwe werken heet. Mijn interesse was meteen gewekt. Het leek mij geweldig, de A27 had toen nog maar 2 rijstroken richting zuiden, over het stukje tussen Rijnsweerd en Gorinchem deed je minstens 5 kwartier in de avondspits, bij slecht weer veel langer. En na Gorinchem moest ik nog 3 kwartier verder. Om de ochtendspits te omzeilen ging ik ‘s ochtends al om half zes van huis. Ik zag mezelf al uitslapen tot een uur of zeven, dan thuis werken tot 5 uur, en dan met een koud biertje lekker in de tuin bij mooi weer, of met een warme choco voor de open haard in de winter. Ideaal! In gedachten had ik mijn werk losgemaakt van plaats, maar niet van tijd.

Collega’s waren over het algemeen helemaal niet enthousiast. Wat als ik nou RSI krijg, ben ik daar dan zelf verantwoordelijk voor, draai ik dan zelf op voor de medische kosten? Als ik op internet zit kan ik niet bellen! Wie betaalt mijn telefoonrekening? Ik heb daar thuis geen plaats voor! Ik wil thuis niet met werk worden lastiggevallen! Moet ik dan mijn OV jaarkaart inleveren? Hoe wordt gecontroleerd dat ik aan het werk ben, dat wil ik helemaal niet! Ik heb helemaal geen internet, en dat hoef ik ook niet! Mijn PC staat al helemaal vol met mijn eigen spullen, daar hoef ik mijn werk niet bij hoor!

Inmiddels zijn een hoop praktische bezwaren opgelost. De techniek stond niet stil, is voor iedereen bereikbaar en het is nu bekend dat je geen RSI krijgt van thuiswerken maar van krampachtig achter je bureau blijven zitten. Wel is het nog onduidelijk of de werkgever verantwoordelijk is voor de inrichting van de thuiswerkplek of niet. In ieder geval proberen werkgevers met regelgeving enerzijds hun risico’s af te dekken en anderzijds grip op de werknemer te houden. De thuiswerkplek moet aan strenge eisen voldoen, de werkgever wil die wel bekostigen maar dwingt met amortisatieregelingen af dat de medewerker trouw blijft aan het bedrijf. Ook wordt er wel een maximum van een of twee dagen per week gesteld dat buiten het kantoor mag wordt gewerkt. Dat is dus een zeer kosteninefficiënte thuiswerkplek! Terwijl je niet meer nodig hebt dan een bureau, een telefoon en een computer met toegang tot het bedrijfsnetwerk of internet. Dat hebben de meeste flexwerkers al, daar is geen ingrijpen van de werkgever voor nodig.

En …. het nieuwe werken hoeft niet thuis, het kan overal waar de middelen voorhanden zijn! Bij een klant, op een andere vestiging, in een satellietkantoor, onderweg. Ik werk niet alleen, maar in projectverband en gedurende een project in teams met steeds wisselende samenstelling. De inrichting van mijn werk is belangrijker dan die van een vaste uitwijkwerkplek. Het belangrijkste is onderlinge afstemming, mijn medeteamgenoten moeten weten waar, hoe en of ik bereikbaar ben, waar ik mee bezig ben en wanneer ik wat oplever. Bij de planning van mijn werk moet ik daar rekening mee houden, en mijn collega’s met mij. Sommige taken zijn afhankelijk van plaats van uitvoering, of van taken of producten van medeteamleden. Het is dus enerzijds nodig vertrouwen te schenken, anderzijds verantwoordelijkheid te nemen en afspraken na te komen, meer nog dan bij het oude werken. En natuurlijk blijft het ook belangrijk elkaar echt te spreken en in de ogen te zien, dus moeten we ook afstemmen op welk moment we samen op dezelfde locatie zijn. En dat is niet vandaag. Vandaag werk ik nieuw!

Allochtoon

12 mei 2010

Een kleine familiegeschiedenis.

Vanmorgen werd ik me ervan bewust dat ik een allochtoon ben. Een westerse allochtoon weliswaar, maar toch. Mijn moeder is geboren in België, en pas na de oorlog naar Nederland gekomen. De eerste jaren hier zijn erg moeilijk voor haar geweest. Daar ben ik me nooit zo van bewust geweest, maar achteraf begrijp ik een heleboel zaken een stuk beter. Zoals dat het altijd erg netjes moest zijn bij ons thuis, op elk moment van de dag. Dat het als we met het gezin bij elkaar zaten wel erg knus was en we vrij met elkaar omgingen, maar als er een buitenstaander bij was werden er heel andere eisen gesteld en golden heel andere omgangsvormen. Er was bij ons thuis een groot verschil tussen binnen en buiten. Buiten was gevaarlijk en onbetrouwbaar, binnen vertrouwd en warm.

Toen mijn oudste zoon werd geboren, was ik erg trots, hij was meteen erg alert en had een bos prachtig rood haar. Toen mijn moeder hem zag zei ze: “Oh, wat zonde, hij heeft rood haar!” Ik begreep er niks van, mijn moeder was inmiddels grijs, maar had altijd prachtig donkerrood haar gehad. Ik herinner me nog hoe de zon daar zo mooi in weerkaatste als ik als kleuter op de Holland Electro sledestofzuiger door de kamer werd voortgetrokken terwijl mijn moeder meezong met Trea Dobs en Anneke Grönloh! De zon en haar haar zette de kamer in een prachtig warm licht, en dan die mooie stem erbij, ik ruik zelfs nu nog de geur van de wind van de achterkant van de stofzuiger. Het is geen onaangename geur.

In de maanden erna kwamen er steeds meer verhalen van vroeger. Hoe ze was gepest, met haar rode haar, dat iedereen haar buitensloot omdat ze raar praatte en dat ze zo dom was volgens de nonnen op school. Ze had dat niet begrepen, ze was twaalf toen ze naar Nederland kwam en was in België een goede leerling in de achtste klas (dat heette in Nederland toen de zesde). Ze was goed in schrijven, lezen en rekenen, maar ze liep hopeloos achter met aardrijkskunde en geschiedenis volgens de nonnen. In België was ze daar gewoon goed in, maar in Nederland niet. Ze kende de Nederlandse provincies en hun hoofdsteden niet, ze wist niks van Nederlands Indië, en ze praatte raar. Kortom, dat kind moest maar terug naar de vijfde klas om bijgespijkerd te worden. Zo zat ze daar tussen de kinderen die allemaal 2 jaar jonger waren en niets van haar moesten hebben. En steeds werd benadrukt dat ze erg achterliep. Geen wonder dat de kinderen van de school haar liever niet in de buurt hadden. Dat ze ook nog rood haar had, en bovendien boven de kolenopslag van de plaatselijke kolenboer woonde, hielp daar niet aan mee.

Mijn opa en oma waren berooid uit België gekomen. Zodra Nederland bevrijd was, zijn ze België uitgezet als ongewenst vreemdeling, alles wat ze niet op de handkar hadden kunnen meenemen waarmee ze vanuit Schoten naar Oudenbosch waren komen lopen, was achtergebleven. Op de paar foto’s die mijn moeder nog heeft van hun aankomst in Oudenbosch zitten haar jongste twee broertjes op de kar, haar oudere broer, oma en zijzelf lopen ernaast, opa erachter. Haar twee oudere zussen waren achtergebleven. De oudste zus was in België getrouwd, de tweede zus overleden. Mijn opa had middels de Arbeiteinsatz in Duitsland gewerkt, en werd beschouwd als collaborateur. Daar hadden ze er in Vlaanderen zelf genoeg van blijkbaar, want buitenlanders die in Duitse dienst hadden gewerkt, ook al was dat niet vrijwillig geweest, moesten eruit. Zonder geld en zonder werk werden opa en zijn gezin opgevangen door familie en ondergebracht in de schamele woonruimte boven het kolenmagazijn. Terwijl België juist een nieuw begin leek. Vijftien jaar voor het einde van de oorlog had opa een baan kunnen krijgen bij Bell Telephone in Antwerpen, waar hij tot aan de oorlog heeft gewerkt. Mijn moeder heeft bijna alleen goede herinneringen aan haar vroege jeugd. Kijken naar de schepen die het Albertkanaal groeven, altijd buitenspelen, de mooie schooluniformen. Het overlijden van haar zus was haar enige echt slechte herinnering.

Zoals zovelen in het begin van de twintigste eeuw zochten mijn grootouders een uitweg uit de armoede en dachten die te vinden in het ondernemerschap. Met een compagnon die voor het geld zorgde en daar een deel van de winst voor terugvroeg waren ze in de twintiger jaren een sigarenwinkel in Rotterdam begonnen. Oma was net twintig en zwanger. Hun verhaal is niet uniek. Heel veel armen begonnen in die tijd buurtwinkels, sigarenwinkels, kiosken en andere kleine zaakjes met de hulp van een investeerder die na enkele jaren steeds meer terugvroeg voor zijn investering. Het was tenslotte zijn pand, zijn geld, voor hem werd ook alles duurder tot het moment kwam dat hij beslag liet leggen op de voorraad en anderen bereid vond de winkel voor hem te draaien. De armen armer, de rijken rijker. In Nederland had de crisis inmiddels volop toegeslagen, terug naar Brabant was geen optie, daar was helemaal niks te verdienen. Via familie van mijn oma kon opa bij Bell terecht. Alles leek toch nog goed te komen, er kwamen nog vijf kinderen bij. Het noodlot sloeg weer toe. De zus net boven mijn moeder bleek ziekelijk en overleed aan een hartkwaal. Toen kwam de oorlog.

Na de oorlog moest opnieuw een bestaan worden opgebouwd. In Oudenbosch. Mijn opa was er geboren en had nooit gedacht er zo terug te komen. Mijn moeder was er in het begin erg ongelukkig, maar paste zich aan. Mijn broer en ik hebben als kind heel netjes leren praten, mijn moeder wilde niet dat we net als zij buitenbeentjes werden. Zelfs de rollende ‘r’ beheers ik nog. Vanaf de kleuterschool moesten we goed ons best doen, blijven zitten was geen optie. Pas toen ik naar school ging hoorde ik voor het eerst plat praten, het duurde jaren voor ik het verstond en nog langer voor ik het beheerste. Alles had best mee kunnen vallen als ik niet al in de tweede klas een bril had gemoeten. ‘Brillenjood’ was een geliefd scheldwoord, ik werd regelmatig gemolesteerd. Pootje lappen, op mijn bril geslagen, achternagezeten in het speelkwartier, expres een bal tegen mijn hoofd. Na school met een omweg naar huis. Klein van stuk zijn, een bril dragen en deftig praten, dat is vragen om moeilijkheden. Als mijn bril weer eens kapot was kreeg ik op mijn kop en probeerde mijn vader zuchtend met aceton de boel weer aan elkaar te plakken. Als het glas kapot was, was het huis te klein. Brillen waren duur, en ik kon niet zonder. Soms liep ik weken met een kapotte bril, pas als het sancta salaria was geweest kon er weer een nieuw glas af. Nog steeds heb ik een afkeer van balspelen en sporten waarbij je in direct contact met de tegenstander komt. Voetbal haat ik.

Het is goed te weten waar je vandaan komt. Dan weet je waarom je dingen doet zoals je ze doet, en waarom je dingen laat die je eigenlijk zou moeten doen. Het leven van mijn grootouders heeft, door mijn moeder, ook mijn leven beïnvloed. Nu weet ik dat ik allochtoon ben, zij het een westerse. Ik begrijp wat een invloed dat op mijn leven heeft, nu begrijp ik ook iets van de tweede generatie andere allochtonen. Mijn broer is naar België verhuisd, heeft er tot zijn dood gewoond en had er veel vrienden. Hier was hij een beetje een dorpsgek, daar heel erg gewaardeerd in zijn werk en als vriend. Hoe kom ik nou op al die gedachten ineens? Ik besef dat ik hier al langer mee loop, maar ik werd pas getriggerd er iets over te schrijven door een interview op AT5 met San Fu Maltha. Veel van wat hij vertelt wist ik niet meer, nu komt het weer boven maar ik heb nooit beseft dat het zo erg was. Zoals iedereen was ik misschien te veel met mezelf bezig. Je eigen ellende is altijd erger. Als je geen privéleven hebt doordat je bedreigd wordt heb je twee opties. Of je ondergaat het gelaten en wacht tot het overgaat, of vent je eigen ellende uit, eist je gelijk en criminaliseert je bedreiger. Of is er toch een derde optie? De confrontatie aangaan en wel zien wat er van komt? Misschien valt die bedreiger wel mee en kun je nadat je elkaar de waarheid hebt gezegd, misschien zelfs met een duw hier een daar, wel samen door een deur? Wie weet. Duitsers zijn nu ook bondgenoten.

Paasweekend II

6 mei 2010

Zaterdagochtend. Het is acht uur en pikdonker. De grote tuindeuren zijn aan de buitenkant afgesloten met houten luiken die geen licht binnenlaten. Of toch, door een kwast in het hout wordt een lichtvlek op de muur tegenover de tuindeuren geprojecteerd. Het is stil, behalve de ademhaling naast me hoor ik niets. Ik moet naar het toilet en bij het schaarse licht van de vlek op de muur ga ik schuifelend naar de overkant van de kamer. Zodra ik de deur van het toilet opendoe floept het licht vanzelf aan. Even later hoor ik het water lopen in de douche, blijkbaar heb ik haar toch wakker gemaakt.

Als we aangekleed zijn open ik de tuindeuren en wil de luiken opendoen. Er klinkt een klagende miauw van buiten. Ik doe een luik open en meteen strijkt de lichtrode kater langs mijn been en schrijdt naar binnen. “Goedemorgen Hugo” zeg ik en hij kijkt even om en knipoogt naar me. Gisteren hebben we kennisgemaakt, Hugo is genoemd naar Victor Hugo, zo is me verteld. Typisch Frans, dacht ik, stel je voor dat je in Nederland je kat Jacob noemt, naar van Lennep, niemand zou weten wie je bedoelt, maar de Fransen staan het zichzelf toe trots te zijn op hun verleden en cultuur. Ik doe de deur van de kamer open en laat Hugo op de gang. Ik volg de kat en open de deur naar de eetkamer voor hem.

Als ik met de kat de eetkamer binnenkom komt er onmiddellijk een grote zwarte hond op me af. Ze duwt haar kop onder mijn hand en eist geaaid te worden. Kim is een al wat oudere dame maar vindt het nog steeds fijn achter haar oren gekriebeld te worden, zo blijkt. We worden door het glas in de buitendeur bekeken door Daphne. Ze rekt zich uit en strekt haar voorpoten over de ruit. Je zou kunnen denken dat ze jaloers is, maar ik weet beter, ze zal niet binnenkomen als ik de deur zou opendoen. Daphne is een adellijke poes die veel te ver boven ons verheven is om zich te laten aaien. Als een ding duidelijk is geworden is het dat de beesten geen schaamte kennen. Hugo wandelt ongevraagd onze slaapkamer binnen, Kim eist aandacht en zorgt dat ze die krijgt, Daphne houdt ons zonder gêne met een hautaine blik in de gaten.

Het wordt een regenachtige dag vandaag, niet echt weer om er op uit te gaan, maar we zijn op vakantie dus maken we er het beste van. We besluiten Autun te bezoeken, mijn vrouw en ik zijn er jaren geleden geweest en herinneren ons de Romeinse ruïnes. Het centrum van Autun is verlaten en nat, en de stad is bij regen lang niet zo interessant als gedacht. Bij het office de tourisme hebben ze ook geen idee wat er hier te doen is. Een rondleiding in het kasteel van Sully lijkt ons wel wat, dat is tenminste binnen. Na een rit van een half uur parkeren we op de modderige parkeerplaats voor het kasteel. De volgende rondleiding begint over een half uur, nog even wachten dus. We kruipen rond de kachel in de wachtruimte annex souvenirshop. Het is er net zo koud en klam als buiten.

Ineens is hij daar. Met de uitstraling van Napoleon en net zo groot. Hij laat zijn handen rusten op een grote paraplu met houten baleinen en een uitgesneden eendenkop als handvat. Met vriendelijke woorden en op een toon die geen tegenspraak duldt verzoekt hij ons hem te volgen. Eenmaal buiten steekt hij zijn paraplu op en begint uitgebreid te vertellen over de moestuin, aangelegd naar het voorbeeld van Versailles, in een prachtig en goed verstaanbaar Frans. Gewillig laten we ons natregenen. Er lopen al ijskoude druppels van mijn kraag in mijn nek als we eindelijk verder lopen. “Hij lijkt op Johnny Depp”, fluistert Jaqueline. Als we de hoek van het bijgebouw om gaan komt het kasteel in volle glorie in zicht. Inderdaad echt de moeite waard, een onverwacht groots gebouw. Het gezelschap bestaat voornamelijk uit Nederlanders, een paar Vlamingen en enkele Fransen, maar Johnny volhardt in zijn bloemrijke Frans. Af en toe stelt hij iemand uit de groep een vraag als om te controleren of we wel goed opletten en soms wordt er zelfs vertwijfeld een antwoord gestameld voordat Johnny dat zelf geeft. Honderden jaren MacMahon familiegeschiedenis passeren, ik ben de draad al lang kwijt. Het kasteel is indrukwekkend, vooral ook doordat het zo overduidelijk vergane glorie is. Johnny valt niet uit zijn rol van alwetende kasteelheer en geeft een grotesk optreden.

Zondagochtend bezoeken we Domaine d’Ardhuy. We worden hartelijk ontvangen door de familie en krijgen een heel uitgebreide rondleiding, waarbij we in de kelders uit verschillende vaten mogen proeven zodat we de invloed van het ‘terroir’ op de smaak van de wijn zelf kunnen vaststellen. Het domaine is familiebezit, de familie heeft overduidelijk veel liefde voor het vak en is trots op hun producten die volgens oude familietraditie worden gemaakt. Na de rondleiding volgt een proeverij van 4 witte en 6 rode wijnen, waarbij niet flauw wordt gedaan, ook flessen van boven de 90 euro gaan open. We proeven wijnen van 8 jaar oud die sprankelen in het glas, fris en fruitig ruiken en smaken. De lekkerste monsters slikken we door, het is zonde dit uit te spugen. Hoewel hier ongetwijfeld de lekkerste wijnen bij zijn die ik ooit heb geproefd, koop ik niets, het is me toch allemaal net iets te veel geld. Ruim drie uur later vertrekken we weer en onderweg lunchen we wat.

Eenmaal terug in les Escargots is er weer wijn. Rood voor de heren en wit voor de dames. De wijn heeft een wonderlijke uitwerking. Wij zijn allemaal net iets luidruchtiger dan normaal, het lijkt alsof iedereen zijn laatste beetje schroom heeft afgelegd. Niemand geneert zich zijn gedachten de vrije loop te laten en niemand neemt aanstoot aan de ander. Jacqueline sprak geen woord Frans toen we uit Nederland vertrokken maar voert nu hele gesprekken met Philippe, waarin ze steeds benadrukt ‘innocent’ te zijn. Wij heren trekken dat in twijfel, zeker als de dames bij een spelletje van een absurde achterstand in een paar beurten de onmogelijke prestatie leveren de heren te verslaan. Er is een vrolijke uitgelaten sfeer als we ons aan het eind van de middag gaan opmaken voor weer een heerlijk diner. Daarna vroeg naar bed, morgenochtend weer een proeverij.

Maandagochtend worden we al vroeg verwacht in Chateau de Chamilly, hier komt de mercurey vandaan die we al dagen drinken. Het is een klein chateau, de zaken worden gedaan door Véronique Desfontaine, die na de dood van haar man achterbleef met 2 tienerzonen. Ze is een heel sterke vrouw, dat is wel duidelijk. Ze woont helemaal alleen in het veertiende-eeuwse kasteel en hoewel ze behalve de administratie niets van wijnmaken wist heeft ze het chateau een aantal jaren alleen draaiende gehouden. De jongens hebben in Australië gestudeerd en werken nu ook in de zaak. Wijn maken gebeurt hier op tradionele wijze met rijping in eikenhouten vaten, eikenhoutkrullen toevoegen bij wijn in stalen vaten zoals in Australië gebruikelijk, is hier taboe, de wijn zou hierdoor de interactie met de buitenlucht door het eikenhout heen missen. We proeven hier een aantal witte en rode wijnen, waaronder ook een witte wijn van de pinot noir. Heel bijzonder, maar niet onze favoriet. Heel lekker is de 1er cru uit 2007, maar die moet eigenlijk nog een paar jaar liggen voor hij op dronk is. We besluiten een doosje van de ‘gewone’ mercurey uit 2004 te nemen en een doosje 1er cru. Heel gelukkig met onze aankoop genieten we onderweg van een uitgebreide lunch en daarna een wandeling rond het Lac des Settons.

Dinsdag weer naar huis. Rond Parijs weer de nodige drukte, maar dat doet me nu weinig. Eenmaal thuis zijn we nog niet uit het Bourgondische ritme en we besluiten de jongens mee uit eten te nemen. Als er iets geleerd is de afgelopen dagen is het dat we ons niet hoeven te generen om van het leven te genieten. Neem jezelf serieus, maar niet teveel, en laat je niet de wet door anderen voorschrijven. Dan volgt nog een verrassing. In plaats van 6 flessen mercurey en 6 flessen 1er cru zijn er maar 2 flessen mercurey en 10 flessen 1er cru ingepakt. Ik informeer bij de anderen, maar niemand heeft flessen 1er cru te weinig of mercurey te veel. We zullen het dus moeten nemen zoals het is. De zon schijnt, het leven is prachtig! Rob Oudkerk zat weer bij De Wereld Draait Door, hij wil burgemeester van Amsterdam worden. Gisteravond stonden er drie auto’s te wachten op de parkeerplaats bij de sekscamper van Fijnaart. Onbeschaamd leg ik alle flessen 1er Cru onderin het wijnrek, verlekkerd bij de gedachte aan hoe ik later zal genieten. Schaamte is zo makkelijk te overwinnen met genot in het vooruitzicht.

Oordeel zelf:

http://www.domaine-les-escargots.com

http://www.ardhuy.com

http://www.chateaudechamilly.com

http://www.chateau-mac-mahon-sully.abcsalles.com